Er is één show die ik even apart moet noemen, The Pirate Queen, de nieuwe show van Alain Boublil en Claude-Michel Schönberg, de mannen van Les Miserables en Miss Saigon en geproduceerd door de Riverdance. Deze show maakte zoveel indruk dat ik de dag daarna van het Metropolitan weinig heb meegekregen, zo erg bleven de muziek en de beelden doordreunen. Dit wordt een lichte poging tot het schrijven van een degelijk verslag:
De mensen van Riverdance wilden iets nieuws brengen en het verhaal van Grace O’Malley in een musical. Ze zijn met de Ierse geschiedenis naar de Franse schrijvers gegaan en The Pirate Queen was het resultaat (de versie op Broadway lijkt overigens al niet meer op wat er in Chicago bij de previews gepresenteerd werd, er is al aardig wat opnieuw geënsceneerd).
In kort: The Pirate Queen vertelt het levensverhaal van Grace O’Malley, dochter van een Iers clanhoofd en deels het verhaal van Koningin Elizabeth I. Elizabeth wil dat Ierland zich gedraagt als deel van haar koninkrijk en Grace wil de vrijheid voor haar volk (Onderaan dit alles staat een uitgebreide synopsis).
Muziek & Verhaal:
Het verhaal is gebaseerd op feiten, maar kent zijn artistieke vrijheden. Sommige personages zijn veranderd of gecombineerd, lezen we in de Playbill. In de souvenirbrochure staat hoe Grace haar leven werkelijk verlopen is, niet exact hetzelfde zoals de musical het verhaal vertelt, maar haar karakter en wilskracht zijn overeind gebleven.
Zoals ik al zei, de show komt van de makers van Les Miserables en Miss Saigon, en dat is te horen. Veel Marius en Valjean in de muziek (in resp. Tiernan en Dubhdara) ook hier en daar wat Cosette en ook nog wat Miss Saigon, de ware musicalliefhebber zal dingen herkennen, maar het voelt eerder als vertrouwd dan als recycling. Ik ben eerlijk gezegd niet goed genoeg bekend met de 3e show van dit schrijversteam om te kunnen zeggen hoeveel Martin Guerre de score kent.
De score kent vele fantastische nummers: ‘The Pirate Queen’, ‘Woman’, ‘Rah-rah tip-top’, ‘Boys’ll be Boys’, ‘I’ll be there’, ‘Sail to the Stars’ en ‘She who has all’, om mijn persoonlijke favorieten. De schrijvers staan bekend om het kunnen schrijven van indrukwekkende koorpartijen en ook deze show zit er vol mee. De pauzefinale ‘Sail to the Stars’, de begrafenis van Dubhdara, is een parel. En voor mij persoonlijk sterker dan ‘One Day More’, daar raak ik door de vele partijen soms de draad (en het gevoel) nog wel eens kwijt. ‘Sail to the Stars’ maakt ook door het sterke toneelbeeld veel indruk. Als je het stuk voor de tweede keer ziet en weet dat de pauzefinale komt, komt ie nog harder binnen. Hetzelfde bij ‘I’ll be There’, een totaal leeg toneel met één man die zijn longen uit z’n lijf zingt. Heerlijk. (ook al zo’n toekomstig auditienummer voor mannen)
Het verhaal van The Pirate Queen is niet zo hartverscheurend als Miss Saigon’s verhaal of zo complex als Les Miserables. Het simpele eind van deze show was voor mij zelfs een tikje teleurstellend, maar als ik de synopsis van het ware verhaal van Grace mag geloven, ging het inderdaad zo makkelijk. Door de eenvoud van het verhaal, kan je je beter overgeven aan de zang, de muziek en de choreografie.
Choreografie:
Het verhaal speelt zich af in Ierland, geproduceerd door Riverdance, en alle Ierse choreografieën zijn van Carol Leavy Joyce, dance & assistant director van Riverdance. Ook 8 van de dansers (4M / 4V) komen rechtstreeks uit de Riverdance Company. Ik zal eerlijk toegeven, de eerste 2 minuten Riverdance in een musical is wennen, maar na die 2 minuten ben je om en zou je je de musical niet kunnen voorstellen zonder. De 8 dansers nemen het zwaarste werk op zich, maar ook de rest van de gehele cast redt zich goed met het materiaal.
Decors & Kleding:
Als je binnenkomt zie je een groot voordoek met de kaart van Ierland, links en rechts van het toneelbeeld twee gigantische scheepsmasten, die ook de gehele voorstelling blijven staan. Het decor is divers, soms alleen een roer op het toneel of zelfs helemaal niets (behalve de ‘bewegende’ achterwand van Ierse landschappen of de zee) en soms megagrote zeilen of kasteelmuren op het toneel. Het decor is passend voor de scènes, grandeur en kandelaars voor Elizabeth en lege vlaktes voor Grace.
De kostuums zijn simpelweg schitterend en ook weer heel verschillend prachtige Ierse patronen op de eenvoudige kleding van de clans en de uitbundige (/ stijve / ongemakkelijke) kleding van het Engelse hof in de 16e eeuw.
Cast:
Iedereen in de cast zet een geweldige prestatie neer, zonder de door hem of haar gecreëerde rol op te eisen. Met één uitzondering: àine Uà Cheallaigh. Ze speelt de rol van Evleen, de wijze vrouw van de O’Malley clan. àine was eerste zangeres bij Riverdance en een van Ierland’s beste traditional singers (als je de playbill mag geloven, en dat doe ik van harte). Haar Ierse songs zijn het hart van de show. De rol is misschien klein, maar vormt wel een rustpunt tussen de dominante karakters van Grace en Elizabeth.
Oh, en eigenlijk moet ik toch ook Stephanie J. Block als Grace ook wel noemen. Naast haar fantastische stem, maakt ze een verandering in karakter door zonder dat je het zelf door hebt. Haar innerlijke verandering gaat zo mooi geleidelijk dat je het niet merkt. Ze wisselt niet per scène van jonge vrouw, naar getrouwde vrouw, naar gevangen vrouw etc. Ze blijft hetzelfde, en toch niet. Geweldig om te zien.
The Pirate Queen heeft alles in zich om een ook een hitmusical te worden. Een goed verhaal, een juiste dosering spektakel, vernieuwende choreografieën (voor een musical dan) en mooie songs. Of in eenvoudige bewoording: Een huwelijk, een dooie, een kroegscène en natuurlijk iets uit de grond en iets uit de lucht. Meer kan een mens niet vragen van een musical 😉
Voor wie het nog niet door had, de conclusie is: AANRADER!!!!