Geruisloos is deze musicaltrend wel heel snel tot wasdom gekomen: de immersive experience. Onderdompelspektakel. Bezoekers van de succesvolle revival van Cabaret wanen zich al bij de eerste stap in de louche Kit Kat Club. Bij Mamma Mia The Party is het alsof we aanschuiven aan de dis van een Griekse taverna. De ultieme immersieve ervaring is deze maand in Utrecht in première gegaan: Moulin Rouge.
Moulin Rouge is een musical gebaseerd op een beroemde, gelijknamige film – van de Australische Baz Luhrmann uit 2001 -, die zelf ook weer gebaseerd was Puccini’s opera La Bohème. Het thema, een ode aan de 19e-eeuwse bohémiens, onbezorgde burgers zonder geld maar met een hang naar een onconventionele levensstijl, is al vaker hergebruikt in musicalland. Rent van Jonathan Larson uit 1996 is daar het grootste voorbeeld van. Het aloude verhaal van een gedoemde liefde tussen een arme broodschrijver en een populaire courtisane met een gevaarlijke ziekte onder de leden bleek opnieuw te scoren dankzij een flinke dosis veelkleurig en lawaaiig Bollywood. De verpletterende opening al was zo uitbundig, haast bezeten, en liet kijkers genadeloos naar adem happen.
Precies dát element hebben de makers van de musical weten te isoleren en als munitie ingezet. De theaterbezoeker moet en zal overdonderd worden, lijkt het motto van Moulin Rouge de musical. Al vanaf de eerste seconde krijgt de argeloze bezoeker geen kans meer om zijn telefoon te checken. Misschien alleen dan om beelden van de ambiance te schieten voor het thuisfront, dat steeds groener van jaloezie het spektakel uit tweede hand moet volgen.
In het Londense Piccadilly Theatre, met zijn middelgrote afmetingen en sierlijke vormen, is de overrompeling meedogenloos. Het Utrechtse Beatrixtheater is met zijn meer wiskundige hoekigheid en enorme afmetingen iets minder effectief. Het is dan ook af te raden om genoegen te nemen met een plaats in de tweede helft van het auditorium.
Een andere, minstens zo belangrijke factor in de overdondering is de muziekkeuze. Moulin Rouge wordt vaak gekarakteriseerd met de denigrerende term jukeboxmusical, een slimme selectie van vertrouwde hits uit de Top 2000, waardoorheen een verhaaltje is verweven. Een jukeboxmusical is Moulin Rouge zeker, maar de arme bezoeker krijgt de oorwurmen niet op een presenteerblad maar hij wordt het willoze mikpunt van een dodelijk spervuur aan snippets, flarden en mash-ups van meezingers als Shut Up and Dance van Walk the Moon of We are young van Fun. Nog voordat een gesproken scène tussen de door liefde bedwelmde tortelduiven keurig is afgerond, klinken al de eerste tonen van de volgende jukeboxtitel en kan het grote intro-raden alweer beginnen.
Het risico bij zo’n spektakel is dat andere factoren die theaterbezoek zo bijzonder maken, verdrukt worden. Doodgedrukt. Het wonder geschiedt echter bij Moulin Rouge. De acteurs krijgen alle gelegenheid om hun kunsten te vertonen. Allereerst is daar het uitstekende ensemble dat kei- maar dan ook keihard werkt en prestaties levert die we niet zo heel vaak in Nederland zien. Opvallend is ook dat het ensemble plaats biedt aan relatieve nieuwelingen als Justin van de Ven (Grease) maar ook aan veteranen als Kelvin Wormgoor (de rijke catalogus van Van Hoorne).
Vervolgens dwingt een zogenaamde tussenlinie – geen hoofdrol maar ook niet echt ensemble – ook bewondering af: onder anderen Tjindara Metschendorp en vooral Baptiste Vuylsteke zwoegen wat af alsof ze hoofdrollen vervullen.
Martijn Noort en Keoma Aidhen vormen het centrale liefdespaar, de Amerikaanse Christian en de Française Satine. Het script heeft overduidelijk meer oog voor het karakter van Christian, maar Aidhen grijpt bijvoorbeeld bij haar solo Fireworks haar kans om zich te laten gelden. Martijn Noort heeft de verantwoordelijkheid om de kijker mee te nemen van puberale eerste verliefdheid via een euforische fase naar een staat van totale wanhoop. We zagen Noort eerder alleen in het kleine Razend naar Carrie Slee, maar in Moulin Rouge is het of we kennismaken met een gloednieuwe acteur die in één avond een sterrenstatus behaalt. Hoewel je dat bij zijn boy-next-door-uiterlijk niet zou verwachten, is Noorts zang indrukwekkend, maar niet alleen dat zingen: Nederland heeft er een geweldig acteur bijgekregen.
Ten slotte is daar de langverwachte terugkeer van Carlo Boszhard naar musical. Na Les Misérables in 2008 hebben we Boszhard eigenlijk alleen nog op televisie gezien. Hij won zelfs een Gouden Televierring, een comeback was dus verrassend. En afgaand op de reacties op sociale media was het de vraag of hij nog wel welkom was in de theaters. Die reservisten moeten vanaf deze week hun ongelijk erkennen: Boszhard is een zegen voor Moulin Rouge. Het karakter van de baas van de nachtclub, Harold Zidler, begint als een bezeten, maar ietwat viezige showman slash zakenman. In die scènes zien we een adequate Boszhard, maar wel een echte Carlo Boszhard. Maar dieper in de show, als de ‘bodem van de financiële trukendoos’ zich steeds duidelijker laat zien, komt het voor Boszhard aan om diepte te geven aan zijn aanvankelijk louter drukke showman. En als de ziekte van Satine echt parten begint te spelen, toont Zidler zelfs waar medeleven. Al deze aspecten brengt Boszhard geheel geloofwaardig over. Des te bewonderenswaardiger, omdat hem in die fasen slechts een handvol scènes gegund wordt.
Natuurlijk is er genoeg aan te merken op Moulin Rouge. Tijdens de tweede akte bekruipt steeds meer het gevoel dat zo’n beetje alle kroonjuwelen van de voorstelling al ingezet zijn en we nog een uur te gaan hebben. Tot en met het eerste shownummer van de tweede akte wordt echt alles gegeven, de wonderbaarlijke mash-up van Lady Gaga’s Bad Romance en Britney Spears’ Toxic is zelfs het hoogtepunt van de show. Maar daarna lijkt bij het energieke Moulin Rouge de rek er even uit. De mix van Rolling in the deep van Adele en Crazy van Gnarls Barkley wordt zelfs een beetje een beproeving.
Maar toch, we moeten het producent Stage Entertainment nageven. Deze tijd van de broekriem aantrekken kenmerkt zich door een gestage groei van kleine producties met een dito budget. Stuk voor stuk prima producties, maar het is wel een verademing als er ineens tussen al die bescheiden stukken met niet veel meer dan een sofa als decor een rijkelijk, vetgemest en veelkleurig spektakel geboden wordt dat zich ogenschijnlijk geen enkele zorgen maakt over financiën. Barre tijden ten spijt, eens per jaar mag je je vrienden best eens trakteren.
foto’s: Johan Persson