Op het moment dat vriend Chess in Helsinki zat, vertoefde ik diezelfde periode in Berlijn. Vorig jaar Stuttgart, daarvoor Antwerpen, tja, de vampieren laten me gewoon niet meer los. Volgens Stage is dit nu echt de allerlaatste speeltijd. Ik hoop het niet en ach de laatste keer dat de musical de ijskast inging, ontdooide het even snel weer. En eerlijk is eerlijk: aan het publiek zal het niet liggen, daarover later meer.
Berlijn, 2001. De enige keer tot nog toe dat ik er geweest ben. Toen stond de trip geheel in het teken van het adembenemende en zo onderschatte Disney’s Der Glockner von Notre Dame. Nu wilde ik ook echt iets van de stad zien. Niet alleen musicallen maar ook de KaDeWe, de Berliner Dom, de Gedachtniskirche (wat je daar al van kon zien), het DDR Museum en het City of Berlin Museum. Prachtig, Berlijn heeft het. Het is geen Londen, dat zeker niet maar historisch gezien doet de stad me wel wat.
Maar: musicallen dus. Op dinsdag tijd voor de eerste keer Theater des Westens. Daar was ik nog nooit geweest. Mooi theater, stijlvol. Maar de zaal heeft het niet echt. De rijen lopen nauwelijks op. Maar met rij 5 (en twee dagen later rij 7) en niet teveel lange mensen voor je kan het ermee door. Bomvol, ook dat. De show grijpt me, doet me trillen en bezorgt me bij enkele scenes het kippenvel. Capre Noctem! Fur Sarah! Ewigkeit! Op deze show niks op aan te merken hoewel ik het toch nog steeds heerlijk vind om te zeggen dat we in Antwerpen qua decor echt een prachtige en ook iets modernere versie hebben gezien. Zeker de ouverture, en dan de projecties, stellen vergeleken met de Vlaamse niets meer voor. Het lichtplan is wel superieur aan de Antwerpse en de rolbezetting fenomenaal. Graf von Krolock werd gespeeld door Robert D.Marx. Buhnen-presentatie is zo zo. Zang prima. En Anton Zetterholm is weergaloos als Alfred. Mooi kwetsbaar soms en tevens de best gezongen “Fur Sarah” ooit. Berlijn is gestart, en hoe!
Een dag later na elf jaar terug in het Theater am Potsdamer Platz. Wat een gebouw, echt een modern musicaltheater. Qua comfort het beste wat er te bieden is. Goed zicht, veel beenruimte. De show: Hinterm Horizont, over de Berlijnse Muur, een liefdesaffaire en de muziek van Udo Lindenberg. Het verhaal is te geforceerd en echte keuzes konden blijkbaar niet gemaakt worden. Wat volgt is een veel te lange show (iets meer dan drie uur). Maar is het dan zo matig? Nee, de acteurs maken er het beste van en ondanks dat de gemiddelde Nederlander Udo Lindenberg niet goed kent voel je aan het aanwezige publiek dat Serkan Kaya een uniek en treffend karakter neerzet. Overtuigend en vocaal is er geen houden aan. Klasse. Dat maakt veel goed evenals het (vaak eenvoudige) toneelbeeld. Maar de kracht van deze show is ook meteen de zwakte. De projecties van de opbouw van de muur en de uiteindelijke val maken veel emotie los. Grote gevoelens, dat is mooi, maar dat die gekweekt worden door projecties kan toch niet de bedoeling zijn.
Donderdag, de 10de keer in totaal dat ik naar het bal der vampieren ga. En het is kult. Verklede mensen die in de zaal gaan zitten. En een werkelijk uitzinnige massa. Weer volle bak en meteen na de show ook een staande ovatie. En dan valt iets op. Tijdens Hinterm Horizont nauwelijks geklap en lauwe reacties. Hoe anders is dat bij TdV! Deze voorstelling dreigt de perfectie in te gaan. Kevin Tarte heerst op het toneel en topt Graf von Krolock. Maar wat te denken van Abronsius. Veit Schafelmeier speelt als professor meer met de zaal, meer met Alfred en weer de komische kanten nog iets meer aan te scherpen. Marc Liebisch speelt, net als op dinsdag, Herbert. Een betrekkelijk kleine rol als het gaat om de speeltijd. Maar groot als je kijkt naar de inbreng. Op de juiste momenten doseren en prikkelen zodat het binnen de porties blijft. Zo wordt het niet te kitsch en niet TE van alles. Dat Liebisch bij het slotapplaus het meeste wordt toegejuicht zegt uiteindelijk alles. Man, wat een heerlijke vampierennicht zet hij neer.