Recensie

Gethsamane

Regisseur Paul Eenens en zijn team hebben gewaagd gegokt op een uitgeklede JCS. In het resultaat zijn er echter te veel barsten op de blote huid van JCS te ontdekken, wat je weerhoudt om emotioneel meegesleept te worden door het passieverhaal.

De rock opera, van Sir Tim Rice en Lord Andrew Lloyd Webber, beschrijft de laatste zeven dagen van Jezus. De vernieuwende elementen waren (35 jaar geleden) dat het verteld werd door middel van symfonische rock en vanuit het perspectief van de verfoeide apostel Judas Iscariot.

De heerlijke muziek blijft tijdloos, maar als drama is het altijd problematisch geweest. De musical gaat namelijk uit van een grote kennis van de Bijbel. Er is totaal geen expositie en het libretto gaat van hoogtepunt naar hoogtepunt. Dit kan tot gevolg hebben dat heel wat mensen in onze seculaire maatschappij waarschijnlijk geen idee hebben wat er allemaal gebeurt. Dit is inherent aan het stuk en Eenens heeft dit ook niet weten te overbruggen. De effectieve en moderne vertaling van Daniel Cohen (Rent, Passion) staat, zoals we van hem gewend zijn, als een huis en geeft de acteurs veel stof om mee te werken.

De show begint en eindigt erg vaag of juist heel diep, afhankelijk vanuit welk perspectief je het bekijkt (ik snapte de functie in elk geval niet): Jezus, en aan het eind Maria Magdalena, brengen het ‘Onze vader’ in gebarentaal. Deze gebarentaal wordt verder getrokken naar de musical staging van Daan Wijnands. Het heeft een vervreemdend effect en werkte naar mijn smaak niet echt. Wat zou de regisseur hiermee wil zeggen? Hij is in elk geval geobsedeerd door symbolen en iconen. De voorstelling zit er dan ook mee volgepropt, van eeuwenoude (Davidster, symbolen voor man en vrouw) tot en met recente (McDonalds, Coca Cola, Gsus).

In deze wereld ‘branding’ rules en Eenens lijkt de mensen en macht hierachter te willen onderzoeken. Hier slaagt hij niet echt in. Ten eerste omdat het stuk er zich niet echt toe leent, maar met name omdat zijn Jezus en Judas niet meer worden dan iconen als gevolg van de beperkte acteercapaciteiten van de vertolkers Dieter Troubleyn (Jezus) en Martin van der Starre (Judas).

In het gewaagde concept van Eenens wordt alles teruggebracht tot de essentie. Dit is te zien in de abstracte en sobere vormgeving en te horen in de frisse arrangementen van Onno Krijn. Deze heeft het symfonische element van de originele arrangementen vrijwel geheel weggelaten. Op veel van de dramatische momenten zet hij zelfs, met groot effect, de menselijke stem in als instrument. Ook deze gewaagde zet pakt echter niet altijd even goed uit, met name in veel van de momenten van Jezus en Judas. Aangezien Dieter en Martin weinig emotie uit hun spel weten te halen, doet het je verlangen naar de grootsheid van de symfonische arrangementen om de leegte op te vullen.

In de momenten van Casey Francisco als Maria Magdalena krijg je echter glimpen van hoe effectief de gestripte arrangementen had kunnen overkomen met de juiste casting. Zij is de enige van de drie hoofdrolspelers die echt een personage neerzet en met de juiste emotie en intentie haar nummers weet neer te zetten.

Dieter en Martin weten vrijwel geen dramatische boog in hun nummers op te bouwen, laat staan in hun gehele acteerprestatie. Er is geen tastbare spanning en chemie tussen de twee. Ook zitten ze vaak net op het randje van zuiver zingen, waardoor je je meer zorgen maakt of ze de noten wel gaan halen, dan dat je met het verhaal wordt meegesleept.

Martin heeft een expressie van mimiek (spastisch gesloten ogen), lichaamshouding en stem (rauw gegil, wat op uitgekiende momenten heel effectief kan zijn, maar niet als er continu zo gezongen wordt). Het laten sterven van Judas, na het innemen van gif, op podium is geen gelukkige keuze. Hiermee komen slechts grote acteurs overtuigend mee weg en Martin is dat niet.

Dieter brengt het met zijn sterfscène er beter van af, maar dat is vooral omdat Eenens zijn beperkingen slimmer heeft gemaskeerd. De regie van de abstracte kruisiging is erg effectief . Het slaan op hout met hamers en het begeleidende oergegil van het ensemble maken de scène.

Casey daarentegen is een onthulling. Ze weet van een rol van niets iets te maken en is het emotionele centrum van de voorstelling. Van ‘Hoe moet ik van hem houden’ maakt ze een juweeltje en als ze de tijd even stopt zet tijdens de marteling van Jezus (mooie toevoeging van Eenens) bezorgt ze je het enige kippenvel van de avond.

Op het ensemble is niets aan te merken. De bijrollen worden stuk voor stuk goed ingevuld. De meeste nummers zijn in de gestripte versies geen showstoppers meer, maar soort van monologen. Dit komt het geheel uiteindelijk ten goede. De harmonieën die het ensemble zingt zijn hemels. Het enige wat ze niet zo lukt is om de dreiging van geweld geloofwaardig neer te zetten (m.u.v. Michael Diederich als de sinistere Herodus en Jeroen Phaff als de gefrustreerde Pilatus).

Een opmerkelijke regiekeuze was om de oorspronkelijke scènes waarin Jezus zijn eigen volk schreeuwt om zijn kruisiging te veranderen naar het door de Romeinen (gekleed in Nazi-jassen) laten opeisen van zijn dood.

JCS in de versie van Paul Eenens zit propvol met symboliek en ideeën. Hij heeft de musical wat te veel grote wereldproblemen opgelegd, die het stuk en de twee hoofdrolspelers niet waar kunnen maken. Deze JCS doet je niet nadenken over het stuk, maar meer over de ideeën van de regisseur en strijkt slechts zelden langs het hart en de ziel. Wat ik wel toejuich in musical producties is meer van dit soort geexpirimenteer, het streven naar diepgang, intimiteit, actualiteit en risico’s durven te nemen. Het materiaal moet dan echter wel sporen met het regieconcept en de capaciteiten van de cast.

Première
Utrecht
Stadsschouwburg
Officiele website

jesus christ, superstar, andrew lloyd webber, tim rice, joop van den ende, rock musical, michael diederich, casey francisco, rolf koster, jamai loman