Interview

Vanuit Wenen: Lillian Maandag

Deel 3, en het voorlopig laatste deel van de Nederlanders in Wenen. Lillian Maandag vertrok direct na haar opleiding naar Wenen om te spelen in Schikaneder. Een mooie aanleiding haar enige vragen te stellen.

Een ensembleplaats en de understudy zijn voor een belangrijke bijrol in de voorstelling: je kunt het slechter treffen als net afgestudeerde musicalartieste. Lillian Maandag vertrok naar Wenen om mee te spelen in Schikaneder. Net als bij de eerdere Vanuit Wenen-artikels geldt dat we de gelegenheid kregen een lijstje met vragen door te sturen. En gelukkig kregen we weer een leuke en uitgebreide reactie terug.

Je bent rechtstreeks van de opleiding naar Wenen vertrokken. Was dat een lastige stap om te nemen? En wat is je uiteindelijk mee- en tegengevallen?
Rechtstreeks kun je wel zeggen ja, veel tijd om er echt over na te denken was er niet en dat maakte de stap alleen maar makkelijker. Ik had niets te verliezen en deze kans wilde ik niet aan mij voorbij laten gaan. Wenen, de stad van muziek en kunsten, elke avond zingen op een groot podium onder begeleiding van een geweldig orkest en voor een groot publiek… een droom die werkelijkheid wordt. Bepakt en bezakt vertrok ik en na een paar dagen begon het repetitie proces. Wat een bijzondere tijd was dit en om te mogen werken met zulke goede en belangrijke mensen was echt een cadeau. Al deze professionele mensen om mij heen… ik voelde me als een gup in de grote zee. Ik keek mijn ogen uit. Alles was nieuw, maar dan ook echt alles. De stad, de mensen, de overgang van school naar het professionele werkveld, de taal… mijn hele leven. Het was vermoeiend al die indrukken, maar vooral de vreemde taal stond af en toe in de weg om mezelf uit te kunnen drukken zoals ik wilde. Duits leren spreken ging sneller dan ik dacht, maar vooral op het gebied van humor bleef het soms moeilijk om deel te nemen in de groep. Een kwestie van accepteren en open blijven staan voor alles en iedereen. Zoals voor de stad bijvoorbeeld, die mij keer op keer bleef verassen met haar schoonheid en oneindig veel mogelijkheden. Na een paar maanden gewend te zijn aan mijn nieuwe leventje, sloeg de heimwee toe. De grote droom werd meer en meer realiteit: werk. Het gemis van vrienden en familie werd groter, wat vooral in de wintermaanden zwaar was. Ook hier leerde ik mee omgaan door vooral veel leuke activiteiten te doen naast mijn werk en voldoening te halen uit nieuwe dingen die mij inspireren. De show is en blijft geweldig om te doen, maar te veel van hetzelfde verveelt op een bepaald moment. Vernieuwing, uitdaging en ontwikkeling is iets waar ik altijd naar blijf streven. Dat vuurtje moet blijven branden van binnen en dat kan alleen jijzelf.

Ik heb je gezien in je understudyrol van Maria Anne Miller. Eigenlijk een katalysator voor negatieve ontwikkelingen, maar tegelijkertijd iemand waarom het publiek erg moet lachen. Hoe is het om die rol te spelen? En waar moet je bij die rol specifiek op letten.
Ik ben ontzettend dankbaar dat ik de rol van Maria Anna Miller mag spelen. Ze is naïef en ziet nergens het kwaad in. Ze handelt als een kind van 5 en dat biedt de mogelijkheid om even uit de realiteit te stappen. Waar ik het meest van houd, zijn de grote schakels in haar spel. Van teleurstelling naar stampvoetend van woede en van dromerig naar heel eerlijk en oprecht. Ze zegt alles wat ze denkt, snapt niet dat ze een ander kan kwetsen met haar eerlijkheid en wil voor iedereen het beste. De hoge noten in de nummers die ze moet zingen zijn perfect voor mijn stem geschreven en voelen daarom heel vertrouwd en eigen. Waar ik specifiek op moet letten tijdens het spelen is dat ik alles meen wat ik zeg, zo geloofwaardig mogelijk, maar eigenlijk zonder empathie. Ik moet niet te slim willen zijn en vooral niet denken aan dat ik het publiek aan het lachen moet maken. Dit lukt namelijk alleen, wanneer ik in het moment ben en voor de volle 100% speel wat ik moet spelen.

In hoeverre is jouw invulling van die rol anders dan die van Katie Hall.
Allereerst moet ik zeggen dat Katie een fantastische zangeres en actrice is. Hoe zij dit personage tot leven heeft gebracht en invulling heeft gegeven is grandioos. Ik voel me zeer vereerd om in haar voetsporen te treden. Natuurlijk staat er qua regie van alles vast wat niet te veranderen is, maar ik denk dat ieder op zijn eigen manier de sympathie van het publiek moet weten te veroveren. Zolang we beiden trouw blijven aan wat het personage wil bereiken en dit op een zo eerlijke mogelijke manier overbrengen, is het goed. Dan kan de invulling elke avond weer anders zijn.

Wat vind je zelf het leukste/interessantste moment in de voorstelling en waarom?
Het leukste moment van de voorstelling vind ik het “Ballet”. Het ensemble voert gedurende het hele nummer een balletdans uit en tegelijkertijd is er de mogelijkheid om onderling te smoezen en actief in contact te zijn met elkaar, en wel zo, dat de balletmeester niets merkt. Het leuke vind ik de verschillen tussen het verliefde stel, de strenge balletmeester en het typische balletensemble op de achtergrond. Deze scène voelt ontzettend schools en herkenbaar. Daarnaast geniet ik nog elke avond van het moment dat de voorstelling begint en het orkest de ouverture speelt. De zaal wordt gevuld met een stukje magie…

Het decor lijkt toch regelmatig behoorlijk snel rond te draaien. Heb je altijd een botsing kunnen vermijden? En hoeveel houden decorbewegingen je bezig als je aan het repeteren en, later, spelen bent?
Ja, het decor draait snel en dat betekent altijd: ogen open en voelsprieten aan. Botsingen komen weinig voor, maar hier hebben we dan ook voor gerepeteerd. Veiligheid voorop. Decor bewegingen blijven nog altijd spannend en er moet goed opgelet worden met de timing. Wanneer deze verandert is de kans op plet- en botsing gevaar groot, maar samen helpen we elkaar om dit te voorkomen.

Das Phantom der Oper in Hamburg was het Nederlandse groepje in die voorstelling ook echt een kliekje. In hoeverre is dat bij Schikaneder ook zo? En zo ja, waar blijkt dat uit?
Een kliekje, dat is iets wat wij Nederlanders af en toe horen, ja. Vooral in het begin komt dit voor. Tussen de Nederlanders krijg je toch al snel een gevoel van ” thuiskomen”. Dit heeft alles te maken met de taal. Nuchtere grappen maken en niet nadenken voor je iets zegt. Dat doen de Duitsers toch ook? Dit lijkt mij een logisch fenomeen, maar dit wordt ook minder
met de tijd. Wij staan er als Nederlanders ook erg voor open om een nieuwe taal te leren en ons te mengen tussen andere “etniciteiten ”.

Schikaneder mogen we een klassieke musical noemen. Is dat een genre waar je je specifiek in thuisvoelt? Of is je horizon breder? In welk type voorstelling voel je je het beste thuis?
Dit type voorstelling is zeker waar ik mij in thuis voel. Het klassieke tintje in zowel de muziek, kleding en het decor; het past bij mij. Mijn horizon is breed en hoewel ik weet dat ik meer kan dan alleen klassiek, kom ik er meer en meer achter dat dit wel het genre is waarin ik mij het meest kan onderscheiden en waarin ik mij nog het meest verder kan ontwikkelen.

Wat is het meest positieve en het meest negatieve aan de stad Wenen.
Het meest positieve aan de stad vind ik de vele mogelijkheden op welk gebied dan ook. Op kunst gebied is er onwijs veel te doen. Theater, opera en musea… het is er allemaal. Daarnaast de architectuur. Het houdt niet op met de mooie gebouwen, onbetaalbare winkels, leuke speciaalzaakjes en schattige binnenhofjes waar je heerlijk kunt eten. Dan is er nog de rivier de Donau. Waar water is, is het altijd goed. En als klap op de vuurpijl zijn er bergen rondom de stad waar je echt tot rust kunt komen in de prachtige natuur. Ja… je hebt hier alles. Maar helaas zijn er ook negatieve punten. De mensen zijn anders dan in Nederland. ECHT. Niet altijd even open en vriendelijk. In de winter is het er erg donker en somber, maar zodra het zonnetje doorbreekt straalt alles en iedereen en ziet de wereld er weer totaal anders uit.

Scènefoto’s: Deen van Meer

01 June 2017
N.v.t.
Wenen
Raimund Theater

Over de auteur

Jeroen schreef dit artikel voor jou

Jeroen

Jeroen is sinds 2005 redacteur van Musicalworld. Hoewel Jeroen al jong in aanraking kwam met theater, is zijn passie voor musical pas deze eeuw tot volle bloei gekomen. Hij was zeer onder de indruk van de eerste voorstelling van Cats, en de Nederlandse versie van Oliver uit 1999, op basis van de film al een van zijn favorieten, was de eerste voorstelling die hij meermaals zag. Toch waren deze bezoeken eerder sporadisch dan frequent. Sinds hij redacteur is van Musicalworld bezoekt hij meer dan 100 voorstellingen per jaar. Jeroen is de Musicalworld-specialist op het gebied van familievoorstellingen en kindervoorstellingen. Hij is tevens de correspondent voor Vlaanderen. Ook in Duitsland en Engeland (Londen) is hij regelmatig te vinden. Hij doet ook verslag van amateurvoorstellingen die voor neutrale toeschouwers de moeite waard zijn. Tot zijn favoriete musicals behoren naast Oliver! meer musicals met kinderen in de hoofdrol. "Billy Elliot" is zijn all-time favorite, maar daarnaast moeten zeker "Whistle down the Wind", "Matilda" en "The Secret Garden" worden genoemd. Daarnaast zijn Chicago, Come from Away, Spamalot en Soho Cinders voorstelling met een ongelofelijke aantrekkingskracht. Hoogtepunten in het jukebox-genre: Our House, Ich war noch niemals in New York en Ich Will Spass? (en voorganger Doe Maar). Favoriete Nederlandse producties zijn: Ganesha (een Perfecte God), Lelies, Wat zien ik? en Kuifje. Naast het bezoeken van musicals is hij een frequent bezoeker van attractieparken. Favoriete park in Europa is Europa Park (met een uitgebreid entertainment programma). Naast deze tijdverslindende hobby is Jeroen ook nog werkzaam in de ICT.

Meer van Jeroen

Meer artikelen van Jeroen

Delen